Christesdoorn - Euphorbia milii
Wolfsmelkfamilie - Euphorbiaceae |
| (Bijenplant). drachtplant, |
 |
Een klimheester, meestal een kamerplamt |
| Bloeiperiode: juli-augustus |
| Bloem: rood tot roze; bloeiwijze schermvormig en aan de toppen van de takken |
| Blad: blad spatelvormig; takken succulent |
| Vrucht: een splitvrucht |
| Overige: met zeer harde en scherpe stekels bezet |
| Hoogte: onder min of meer natuurlijke omstandigheden tot ca. 3 m hoog |
| Opmerking: er bestaan vele tientallen kweekvormen |
| |
|
| Milieu: heeft vochtige en voedselrijke grond nodig; zonnig - halfschaduw. |
| Herkomst: Madagascar. |
| Toepassing: is een kuip- en kamerplant die zeer rijk kan bloeien. Mensen die voor de gezelligheid bijen op naar hun balkon willen lokken, is die een geschikte plant. |
| Beheer: tijdens de groei van tijd tot tijd bemesten. De plant verliest een keer per jaar zijn blad. Dat duidt op een rustperioden van ca 6 weken. In die periode mag hij niet worden bemest. De plant moet voor de winter naar binnen: is zeer vorstgevoelig. |
| Wilde solitaire bijen: groefbijen (Lasioglossum) |
| Dracht: nectar . Indicatie voor dracht: code 3. |
| |
| Christesdoorn als kuipplant |
 |
| |
| Fragment |
 |
| |
| Bloeiwijze |
 |
| |
| Blad |
 |
| |
| Bloeiwijz en stekels |
 |
| |
| Honingbij |
 |
| |
| Honingbij |
 |
| |
| Een groefbij (Lasioglossum) |
 |
| |